|
||||||||
Ruim twee jaar is het al geleden, dat we hier nogal ondersteboven waren van “Naz”, een plaat van een zangeres uit Israel, maar met Iraanse roots: we hadden er eerlijk gezegd nog nooit van gehoord en toen we wat gingen opzoeken, bleek dat Liraz Charhi niet alleen fantastisch kon zingen, maar dat ze er al een heuse carrière als filmactrice had opzitten. Haar levensloop is dan ook niet helemaal doorsnee te noemen: haar familie is Iraans-Joods en verhuisde in de jaren ’70 van vorige eeuw naar Israel, wat destijds een veel veiliger haven was voor Joden dan het Teheran van de ayatollahs. Dat nam nochtans niet weg dat Liraz altijd al naar de grond van har grootouders verlangde, wat helemaal normaal is: dat zit in je DNA en het maakt, of je dat nu wil of niet, integraal deel uit van wie je bent of wat je wordt. Liraz week gedurende drie jaar uit naar Los Angeles, van waaruit ze een succesvolle filmcarrière uitbouwde en waar ze, o toeval, een heel uitgebreide Iraanse kolonie ontmoette: er zijn, zo leer ik, miljoenen Iraniërs in L en Liraz noemde de stad dan ook “Tehrangeles”. Ze begon op zoek te gaan naar de muziek van haar voorouders en had al snel een hele collectie platen bijeen, waarvan een aantal gemaakt waren door vrouwen, die, omdat ze tijdens de Ayatollah-tijd niet mochten zingen, het land ontvucht waren om toch maar te kunnen blijven zingen en optreden. Zij waren het, die Liraz het besluit deden nemen niet langer actrice te zijn, maar zangeres te worden. Een eerste reumtaat daarvan was “Naz”, waarop ze een paar zelfgeschreven teksten in het Farsi zong en verder aan de hand van bestaande liederen ontdekte welke mogelijkheden haar stem wel had. Voor de nieuwe plaat ging Liraz nog een ietsje verder: de activiste in haar wilde mordicus samenwerken met Iraanse muzikanten en wie de politieke evolutie daar een beetje volgt, weet dat ook vandaag nog, zangers en muzikanten niet de meest geliefde burgers zijn voor de wereldvermaarde Iraanse geheime politie. En dus ging Liraz “underground”: ze werd een beetje door een niet helemaal toevallig toeval geholpen: ondanks alle mogelijke blokkades dad “Naz” toch een aantal mensen in Iran bereikt en die zochten zelf contact met haar, over de digitale snelweg. Een boeiend heen- en weerverkeer was het gevolg: mensen begonnen teksten en video’s door te sturen, Liraz stelde vragen en kreeg antwoorden en wat de hele tijd stiekem moest gebeuren, kreeg stilaan vorm en ligt vandaag openlijk te glinsteren: “Zan”, het tweede luik van wat volgens de zangeres een drieluik moet worden is een feit. De songs werden verder uitgewerkt met de Israëlische band van Liraz, maar een aantal van de clandestiene bijdragen zit in de songs verwerkt, zoals in opener “”Zan Bezan”, wat zoveel betekent als “zing, vrouw” of in “Joon Joon”, een titel die afgeleid is van de koosnaam, die de zangeres gebruikt voor haar dochter en die zoveel betekent als “mijn hartje”. In die nummers hoor je pop en discogeluiden en -klanken, zoals ze populair waren in de Sjah-jaren in Teheran. In “Shab Gerye” is dan weer helemaal een ballad, waar je weliswaar als simpele Westerling geen jota van begrijpt, maar die je wel midscheeps weet te raken. Dat doet ook afsluiter “Lalai”, een wiegenliedje dat Liraz’ oma voor haar zong en dat zij nu op haar beurt voor haar dochter zingt. Ik vermeld slechts een viertal van de tien nummers van deze indrukwekkende plaat, die handelt over de kracht van de vrouw en over de tederheid, die per definitie vrouwelijk is. Ik noteer graag dat deze “Zan” nog een opvolger krijgt, want als de groei zich even sterk blijft doorzetten als in de periode tussen “Naz “ en “Zan”, dan wordt dat derde deel vast een nog meer indrukwekkende plaat dan deze, die zoveel passie, toewijding en zin voor risico vroeg om tot stand te komen. Prachtplaat! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||